|
Handboek voor den Nederlandschen Landbouw en de Veeteelt, G. Reinders
Boeken van vóór het kunstmest tijdperk
Toen we bezig waren met ons boek Oude granen, nieuw brood, kwam Noor Bas met het boek Handboek voor den Nederlandschen Landbouw en de Veeteelt van G. Reinders op de proppen. Dit boek dateert uit 1877. Het bestaat uit drie delen. Het heeft diverse herdrukken beleefd.
Deel 1 gaat over: Algemeene inleiding, (bodem, klimaat, lucht, water), Kennis van de planten (samenstelling, levensverschijnselen), Kennis van den bouwgrond (samenstelling natuurkundig en scheikundig), Grondbewerking en grondverbetering. Werktuigen, Bemestingsleer. Meststoffen. Ik heb de derde druk, uit 1892.
Deel 2 gaat over: Algemeene plantenteelt (zaaien, poten, planten, verpleging, oogsten, bewaring en verdere behandeling van het geoogste) en Bijzondere plantenteelt. Dit is weer onderverdeeld in De teelt van planten om de vrucht of het zaad, De teelt van planten om de wortels en de knollen, De teelt van planten om de stengels, de bladeren enz., De gemengde cultuur, De graslanden, hooi en weiland. Ik heb de derde druk uit 1893.
Deel 3 handelt over Algemeene veeteelt en dan Bijzondere veeteelt (rundveeteelt, paardenteelt, schapenteelt, varkensteelt) en Landbouwhuishoudkunde. Mijn derde druk van het derde deel is uit 1895.
Deel twee is gedigitaliseerd
Ik had geluk toen ik de boeken zocht, ik vond de drie delen voor € 45.00 euro en 6,95 verzendkosten. De Stichting voor Bodemkarteering in Wageningen had opruiming gehouden.
Wij hebben allemaal geluk, deel II is gedigitaliseerd door Wageningen University & Research. Het gaat om de vierde druk uit 1901. Prachtig voor iedereen die zich bezighoudt met oude granen en voor iedereen die zich bezighoudt met telen zonder kunstmest en bestrijdingsmiddelen (die toen nog nauwelijks gebruikt werden).
Indeling van tarwesoorten
vond een eeuw geleden nog plaats aan de hand van of tarwe bedekt- of naaktzadig was. ((vergelijk de Duitse Spelzweizen en Nacktweizen)
We lezen op bladzijde 129: Tot het geslacht Tarwe behooren, behalve eenige Grassen, de volgende graansoorten, die waarschijnlijk uit enige in het wild groeiende soorten zijn verkregen, maar waarvan de stamouders niet met zekerheid bekend zijn.
a. naaktzadigen (Gewone tarwe, Engelse tarwe en Harde tarwe, Poolsche tarwe) en
b. de bedektzadigen Eenkoorn, Emer- of Tweekoorn en Spelt.
Op bladzijde 144 lezen we over rivet: Rivett's baardtarwe, eene verscheidenheid van T. turgidum. Ook de Nonette de Lausanne wordt hier genoemd, behaard met rood kaf en roode korrel.
Op die bladzijde 144/145 lezen we: Spelt wordt verbouwd op schrale gronden en in bergstreken, waar andere soorten niet meer gedijen. Andere reden om spelt te verbouwen: aangezien zij weinig gevoelig zijn voor schadelijke invloeden, zoodat ziekten daarbij weinig voorkomen. Spelt wordt onderverdeeld in:
1. Ongebaarde witte en bruine verscheidenheden, Fig. 123
2. Gebaarde witte, zwarte en blauwachtige verscheidenheden.
Hiervan wordt de gebaarde witte, de Dinckel der Duitsche Rijnsteken, het meest geteeld, ook hier te lande op enkele plaatsen op de Zuidhollandsche eilanden, Noord-Brabant, Gelderland, Limburg en Noord-Holland.
Schitterende lektuur dus
voor iedereen die zich bezighoudt met oude granen en met oude landrassen. En niet alleen daarover. Hoe leuk is het om te lezen over de verschillende manieren om de granen - en grassen - te oogsten: met de zeis, de sikkel, de zicht of de maaimachine.
Op bladzijde 64 staat tot mijn vreugde nog steeds wat in de vorige druk (die ik in het bezit heb) staat over sikkels: Met den sikkel kan het koren afgesneden worden door minder sterke arbeiders en zelfs door vrouwen en kinderen, die het gesnedene bij kleine hoeveelheden in regelmatige schoven leggen. ..... (onderste foto op deze wiebaktmeebladzijde)
Verder was er ook toen al aandacht voor gevaar. Graanmaaiers met zwaaiende wielen hebben uit voorzorg een degelijke constructie: Teneinde te voorkomen dat zij bij hunne cirkelvormige beweging het wiel en den aan gindschen zijde hiervan geplaatsten voerman zullen raken....
(Over maaimachines of handmaaien) Maar waar de arbeidsloonen, vooral in den oogsttijd, hoog zijn, of juister waar gebrek aan arbeiders is, wordt haar gebruik noodzakelijk (van maaimachines). Kan een arbeider met den sikkel 1/10 en met de zicht 1/4 hectare in een dag afsnijden, zoo maait hij met eene machine 3-6 hectare in dien tijd.
Tegen de tijd van het oogsten kun je de korrels onderscheiden in melkrijp, geelrijp en vol rijp. Melkrijp moet je niet oogsten, tussen geel- en vol rijp kun je variabel oogsten, afhankelijk van weer, van al dan niet gebrek aan arbeiders, enz. Na het binden van de schoven zet je ze in hoopen (hokken of gasten) ten getale van 8, 10 of meer.
Het dorschen doet de kleinste boer met stokken en vlegels, de iets grotere met een dorschblok, de grotere met eene machine. Aan zo'n machine worden de volgende eischen gesteld: 1e dat zij sterk gebouwd is, weinig onderhoud vereischt, men gemakkelijk bij alle deelen kan komen en zij voor de arbeiders zoo weinig mogelijk gevaar oplevert; 2e dat de korrels zooveel mogelijk uitgedorscht worden zonder dat ze gebroken of op eene andere wijze beschadigd zijn, en 3e dat met zoo weinig mogelijk arbeiders en drijfkracht zoo veel mogelijk er mede gedorscht kan worden. (zo staat het in mijn druk uit 1893, in deze digitale druk wordt al meer met de dorsmachine gewerkt, zie bladzijd 92, de vooruitgang is al in gang gezet tussen 1893 en 1901.) Ik kan doorgaan. De winter staat voor de deur, lees het zelf, dit tweede deel van Handboek voor den Nederlandschen landbouw en de veeteelt, 1901, Te Groningen bij J.B. Wolters. Bedankt WUR, voor het digitaliseren.
summary
How fun to read old agricultural books. When we wrote the book Oude granen, nieuw brood, one of the writers, Noor Bas, came with this book from 1901. Wow, I really love these books because there isn't yet fertilizer, pesticides and yet they grew there grains and all. I found the whole serie of these three books in a antiquariaat in Wageningen (lucky we've internet these days!). Let the winter come. All these old landraces of wheat, rye, barley, oats. Of buckwheat. And than the whole cultural writing. There were big farmers with 'workers' and there were very little farms (I was born on such a very little). And aha, we women. We might be able to harvest with a sickle, as might the 'not so strong worker' and as might 'children'. Yes, let the winter come. I read these three parts of Agricultural Handbooks as if they were all a roman.